Als je gaat beleggen loop je altijd risico’s. Risicoloos beleggen bestaat dan ook niet. Het meest bekende risico dat bij beleggen hoort is het risico dat je inlegde geld minder waard wordt of dat je het helemaal kwijtraakt. Dat is trouwens wel afhankelijk van de hoeveelheid risico die je neemt met je inleg.
Een hoger risico is een hogere kans op een mooi rendement, maar de keerzijde is de hogere kans dat je inleg minder waard wordt. Risico en rendement gaan dan ook hand in hand.
Als belegger heb je meerdere opties om met de risico’s om te gaan. De eerste is dat je de risico’s helemaal uit de weggaat. Dat zou betekenen dat je niet gaat beleggen, of wanneer je al belegt, dat je stopt. Je zou er dan voor kunnen kiezen om te gaan sparen.
Een tweede optie is dat je wel belegt maar het risico probeert te verminderen door je risico te spreiden. Dit doe je door in bijvoorbeeld aandelen én obligaties te beleggen. Je wed niet volledig op één paard.
Een laatste optie is om de risico’s die je loopt bij beleggen volledig te omarmen. Beleggen kent een hoger rendement dan sparen, maar je moet dan wel kunnen accepteren dat je beleggingen ook minder waard kunnen worden. Dat is het risico dat je loopt. Al levert beleggen over de lange termijn gemiddeld wel meer rendement op dan sparen.
Hoe bepaal je of je de risico’s van beleggen kunt dragen?
Wat belangrijk is dat je belegt met geld dat je wilt én kunt missen. Als dat niet zo is moet je niet gaan beleggen. Zorg er daarom altijd voor dat je een financiële buffer opbouwt waardoor je niet in de problemen komt wanneer het iets minder gaat op de beurs.
Daarnaast is het belangrijk dat je je geld voor een langere tijd kan missen. Dan geef je je inleg ook de kans om te renderen.
Als laatste moet je je emoties kunnen uitschakelen. Als jij in paniek raakt wanneer je de koersen ziet dalen is beleggen waarschijnlijk niet geschikt voor jou. Maar als je weet dat koersschommelingen erbij horen, en je inleg niet op korte termijn nodig hebt, kan je er ook voor kiezen om te gaan beleggen.