In oktober werd er veerkracht getoond door de beurzen. Na een positief begin volgde er een flinke dip in het midden van de maand. Uiteindelijk sloten de beurzen over het algemeen in het groen. Negatieve berichten over economische vooruitzichten gaven beleggers het vertrouwen dat centrale banken minder snel en minder hard op de rem gaan trappen. En dat deed de beurzen goed.
In het kort:
In maart van dit jaar is de Amerikaanse centrale bank begonnen met het verhogen van de rentes om de hoge inflatie de kop in te drukken. Het is logisch beleid, maar het beleid zorgt er wel voor dat de Amerikaanse economie onder druk komt te staan. De financiële condities voor bedrijven worden uiteindelijk simpelweg slechter: zo wordt lenen duurder, zullen consumenten minder uitgeven en is er minder financiële speelruimte.
De eerste tekenen van de verkrapping zijn al terug te zien: het aantal openstaande vacatures in de Verenigde Staten daalt snel, al staat het wel nog op een relatief hoog niveau.
Een sector waar de gevolgen van rentewijzigingen snel in zijn terug te zien, is de huizenmarkt. Waar de hypotheekrente op 30-jaars leningen in januari nog rond de 3,5% lag, is deze inmiddels gestegen naar meer dan 7%. Deze stijging heeft een directe invloed op de mate waarin mensen in staat zijn om een huis te kopen. Stijgende hypotheekrentes leiden tot dalende huizenprijzen: des te hoger de percentages namelijk liggen, des te minder consumenten kunnen lenen.
Ontwikkeling huizenprijzen Verenigde Staten
Uit de S&P Case-Shiller Home Price index (een index die de huizenprijzen volgt) blijkt dat de Amerikaanse huizenprijzen in augustus met gemiddeld zo’n 1,07% zijn gedaald. Dat lijkt weinig, maar het is de grootste daling sinds 2009. Dat de prijzen verder gaan dalen lijkt dan ook een zekerheid. De index loopt namelijk vaak iets achter op de huidige economische situatie.
De Amerikaanse consument heeft het dus zwaar. En dat de omstandigheden lastiger worden is ook terug te zien in de spaarpercentages. Het percentage van het inkomen dat gespaard wordt neemt zienderogen af. Lag deze dankzij de lockdowns in de coronacrisis zelfs boven de 30%, momenteel is dit minder dan 5% van het (maandelijkse) inkomen. De hoge inflatie zorgt ervoor dat er minder gespaard wordt en dat er minder uitgegeven kan worden. Deze ontwikkeling gaat de Amerikaanse economie hoogstwaarschijnlijk schaden.
Spaarpercentage maandelijks inkomen Amerikaanse consument
De financiële speelruimte voor de Amerikaanse consument wordt kleiner, maar gelukkig zijn er wel lichtpuntjes. Toeleveringsketens in het Amerikaanse bedrijfsleven keren namelijk langzaamaan terug naar het ‘oude normaal’.
Dankzij het coronavirus, en de bijbehorende lockdowns, vond hier een schokbeweging plaats. Allereerst kwamen de toeleveringsketens enorm snel tot stilstand om vervolgens nog sneller te pieken. Deze schokgolf zorgde bijvoorbeeld voor de enorme toename van containerprijzen voor vrachtvervoer. Nu de druk van de ketel is, stabiliseren opslagprijzen weer tot pre-corona niveaus. Maar het is inmiddels zo dat pakhuizen vol beginnen te liggen omdat bedrijven hun goederen niet verkocht krijgen. En met de afnemende uitgaven van consumenten zal dat niet snel veranderen.
Toch rapporteren Amerikaanse bedrijven tot op heden relatief goede cijfers over het derde kwartaal en blijft de industrie in de Verenigde Staten tot op heden doorgroeien. Dit laat zien dat aandelen, ook in inflationaire tijden, vaak een goede bescherming kunnen bieden tegen de geldontwaarding. De reden hiervoor is dat bedrijven prijsverhogingen kunnen doorberekenen en daarmee de omzet en winst op peil weten te houden. De vraag is natuurlijk wel tot op welk niveau dit kan. Als de Amerikaanse consument geen geld meer te besteden heeft, zal ook het bedrijfsleven dit gaan merken.
Waar de graadmeter van de Engelse beurs (de FTSE100) dit jaar relatief goed presteert, heeft het land zelf flinke problemen waar het mee te dealen heeft. Het is inmiddels zo dat het de gemiddelde Britse soapserie doet verbleken. Na al het tumult rondom de Brexit, wat de economische groei een forse tik heeft gegeven, is er nu onrust op politiek vlak.
De opvolgster van Boris Johnson, Liz Truss, hield het slechts 44 dagen vol tijdens haar premierschap. Als we daarbij in acht nemen dat de eerste 2 weken van haar premierschap in het teken stonden van het overlijden van Queen Elizabeth, wordt het allemaal niet florissanter.
De aanleiding voor de snelle teloorgang was een nieuw belastingplan. Dit plan had vooral tot doel om de financiële ruimte van de rijke Britten te vergroten. De gedachte hierachter is dat het beschikbare geld via deze groep uiteindelijk neer zou komen bij de rest van de burgers, het zogenaamde Trickle Down Economics.
Hierbij werd ervan uitgegaan dat de rijke Britten ook daadwerkelijk geld gingen uitgeven, en dat het hele land zou profiteren. Maar hierbij werd niet gedacht aan het feit dat het de rijken rijker zou kunnen gaan maken, zonder dat het bij de rest van de burgers terecht zou komen. Zo zou het beschikbare geld bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt om nieuwe huizen te kopen, die weer tegen hoge prijzen zouden worden verhuurd aan de normale bevolking. Zo zouden de rijken nog rijker worden.
Het plan was dus politiek gezien niet uitlegbaar, maar ook de financiële markten schrokken. De reden hiervoor was dat het bedrag dat werd uitgeven (45 miljard pond), zorgde voor een enorme aanslag op de begroting. Er was geen plan om dat gat te dichten door bijvoorbeeld de belastingen te verhogen.
Dit betekende dat de overheid haar schuld moest vergroten door obligaties uit te geven. En deze obligaties moesten worden gekocht door beleggers. Beleggers waren echter op z’n zachtst gezegd niet blij met de financiële plannen van de regering Truss. Ten eerste omdat de staatsschuld al flink was opgelopen, tot zo’n 100% van het bruto binnenlands product (bbp).
Daarnaast heeft Engeland dankzij de Brexit een groot tekort op de handelsbalans. Er wordt veel meer geïmporteerd dan geëxporteerd. Het tekort is op dit moment ongeveer 7% van het bbp op jaarbasis.
Financiële markten reageerden negatief en vonden dat de staatsschuld te ver zou oplopen. Het vertrouwen in de Britse politiek was er niet meer en beleggers zetten op grote schaal Britse staatsobligaties in de verkoop. Hierdoor kwamen de Britse pensioenfondsen in de knel.
Britse pensioenfondsen hebben veel obligaties in hun portefeuilles en moesten deze moedwillig verkopen. Zij volgen namelijk een beleggingsstrategie waarbij gebruik wordt gemaakt van derivaten met een hefboom. De stijgende rentes verplichtten de pensioenfondsen tot de verkoop van hun obligaties. Dit deed de prijs van obligaties verder, waardoor er een vliegwieleffect ontstond: obligatieprijzen bleven maar dalen.
Uiteindelijk moest de Britse centrale bank ingrijpen om de financiële markten tot rust te brengen en pensioenfondsen te redden. Op dit ingrijpen werd positief gereageerd door de financiële markten, waardoor de rust weer terugkeerde. Voor Truss mocht het allemaal niet meer baten: nadat ze al haar minister van financiën Kwasi Kwarteng slachtofferde, moest ze zelf ook de handdoek in de ring gooien.
Althans, dat is de consensus. Als we kijken naar macro-economische ontwikkelingen dankunnen we niets anders dan vermoeden dat de inflatie op korte termijn naar beneden zal gaan.
Als we de producentenprijzen in Duitsland, de belangrijkste industrie in Europa, als voorbeeld nemen, dan zien we dat de inflatie (exclusief energie) al vanaf de zomer afvlakt.
Dat de totale inflatie nog hoog is heeft dus vooral te maken met de hoge energieprijzen. Inclusief energieontwikkelingen stegen de Duitse producentprijzen in september namelijk nog met zo’n 45,8%, jaar-op-jaar gemeten.
Ontwikkeling Duitse producentenprijzen:
Het goede nieuws is dat de gasprijs met zo’n 70% is gedaald ten opzichte van de piek van eerder dit jaar. Op het moment van schrijven schommelt de prijs zelfs rond de €100. Niet alleen de gasprijzen zijn gedaald, ook elektriciteitsprijzen laten eenzelfde patroon zien. Daarmee lijkt het een kwestie van tijd te zijn voordat ook de consumentenprijzen lager gaan uitvallen. Een ontwikkeling die ook door de financiële markten als zeer welkom zou worden gezien.
De Chinese leider Xi Jinping heeft het voor elkaar gekregen om zijn derde termijn als leider van China vast te stellen. Al was dat niet heel lastig omdat er geen tegenstand was. Ook maakte de Communistische Partij, die door Jinping wordt geleid, het nieuwe bestuur bekend. Het nieuwe bestuur gaat bestaan uit getrouwen van de Chinese leider, waardoor er Jinping geen strobreed in de weg wordt gelegd om zijn beleid uit te voeren op de manier die hij wenst.
Deze autocratische trekjes zorgen ervoor dat beleggers twijfelen of Chinese financiële markten wel ‘veilig’ zijn om in te investeren. Eerder liet de partij al zien dat zij het nemen van flinke maatregelen niet schuwt. In 2021 werd de gehele onderwijssector aan banden gelegd en werd de ontwikkeling van games stopgezet. Dit rigide beleid schrok beleggers af en aandelen werden massaal in de verkoop gezet.
De hoofdvraag hierbij is of de Chinese manier van leidinggeven wel past bij het hebben van een vrije markt en dus de financiële markt zoals wij die kennen. Zo gaf Xi Jinping tijdens zijn verkiezingsspeech aan blij te zijn met de harde coronamaatregelen die nog steeds in het land worden gebruikt. Er wordt niet geschuwd om volledige gebieden af te sluiten van de buitenwereld om een uitbraak van het coronavirus zo snel mogelijk in te dammen; met alle economische gevolgen van dien.
Tel daarbij op dat het land steeds minder economische data publiceert sinds de groei van het bbp afneemt, en je kunt concluderen dat China steeds minder transparant wordt. Het aanstellen van partijleden die meer militair dan financieel geschoold zijn maakte het sentiment er onder beleggers niet beter op.
Koers Hang Seng index 2022
Dankzij alle ondemocratische ontwikkelingen zetten beleggers Chinese aandelen massaal in de verkoop en de lokale indices moesten flinke klappen incasseren. Een van de grootste Chinese indices, de Hang Seng daalde dit jaar al met zo’n 34%. Aangezien emerging market ETF’s gemiddeld voor zo’n 30% uit Chinese aandelen bestaan, heeft het negatieve sentiment flinke gevolgen voor beleggers die graag willen beleggen in opkomende markten.
Negatief nieuws heeft de laatste maanden de overhand genomen op de beursvloer. Desondanks zijn de beurzen in oktober over de breedte gestegen. Het negatieve nieuws werd geïnterpreteerd op een positieve manier: centrale banken zouden minder snel op de rem trappen om de economie af te remmen.
Rentes die minder snel verhoogd worden, of zelfs verlaagd worden, gaan de financiële markten goed doen. Hierbij is het ook belangrijk om te vertellen dat veel (negatief) nieuws al ingeprijsd is. Goed nieuws (of minder slecht nieuws) zou er dus voor kunnen zorgen dat we dit jaar toch nog enigszins positief gaan afsluiten.
De ontwikkelingen in Oekraïne, de hoge grondstofprijzen en de hoge inflatie bepalen hierbij alle drie nog steeds het nieuws en het sentiment op de financiële markten. Zolang daar onduidelijkheid is blijven het beweeglijke tijden op de beurs en hoeven we niet te schrikken van grote koersuitslagen. Oktober heeft daarbij aangetoond dat de beurzen veerkrachtig zijn en dat beleggen nog steeds een mooie manier is om rendement te behalen.
Koen dompelt zich graag helemaal onder in de wereld van beleggen. Als analist schrijft hij voor Semmie over de marktontwikkelingen. Maar het liefste is hij bezig met het optimaliseren van onze modelportefeuilles.
Wij beleggen voor jou. Met helder inzicht in onze beleggingskeuzes, één duidelijke fee en eerlijk rendement.
Hoe werkt het