Vergeet niet belastingvoordeel te benutten  -  Lees nu waarom

De Nederlandse beurs in oorlogsjaren

Door Thomas van der Lee op 4 mei 2022, leestijd: 7 minuten

Vier mei is altijd een speciale dag voor Nederland. Vandaag herdenken we alle burgers en militairen die omgekomen zijn sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. En zeker in deze tijd, waarin oorlog dichtbij is gekomen, is het belangrijk om dat te doen.

De Tweede Wereldoorlog heeft zijn sporen flink nagelaten in de maatschappij, maar ook de Nederlandse economie en beurs ontkwamen niet aan de malaise. We nemen je graag mee terug in de tijd om een overzicht te geven hoe het er op economisch en financieel vlak aan toe ging.

De inval van Duitsland

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Veel verzet kon het Nederlandse leger niet bieden: in slechts 5 dagen tijd wordt het Nederlandse leger overlopen en na het bombardement op Rotterdam en het dreigende bombardement op Utrecht capituleerde Nederland al snel. Koningin Wilhelmina was intussen gevlucht naar Engeland om vanuit daar leiding te kunnen geven. Voor de Nederlandse bevolking was de vlucht van de koningin een klap en de realisatie dat de situatie ernstiger is dan was gedacht, was daar.

Na Nederland vielen ook België, Luxemburg en delen van Frankrijk vrij snel in handen van de Duitsers: West-Europa stond dan ook in de zomer van 1940 vrijwel volledig onder Duitse controle. Veel steun was er niet. De omringende landen hielden zich afzijdig of werden bondgenoten van Duitsland.

De Nederlandse economie in de Tweede Wereldoorlog

Het feit dat Nederland werd bezet door de Duitsers had grote gevolgen voor de Nederlandse economie. Zo werd Nederland verplicht om mee te betalen aan de kosten van de Duitse oorlogsvoering en bezetting. Hierdoor steeg de Nederlandse staatsschuld tussen 1939 en 1945 met 400% van ƒ4 naar ƒ20 miljard gulden.

Ook werd Nederland verplicht om goederen naar Duitsland te exporteren. Deze gedwongen export veroorzaakte schaarste en zorgde er daarnaast voor dat de prijzen van sommige producten wel 100 keer zo hoog waren als dat ze voor de oorlog waren. Het gebrek aan goederen betekende ook dat mensen hun geld op andere manieren gingen gebruiken. Er was een grotere vraag naar beleggingen, mensen spaarden 3 keer zoveel, er werden meer levensverzekeringen afgesloten en wie een hypotheek had loste die versneld af.

Maar niet alles was kommer en kwel. Het is zelfs zo dat de Nederlandse economie in de eerste jaren van de bezetting goed draaide. De belangrijkste reden hiervoor was dat Duitsland op ongekende schaal orders plaatste bij het Nederlandse bedrijfsleven, en dat de Nederlandse bedrijven die nagenoeg zonder uitzondering uitvoerden. De enorme productieslag betekende een flinke welvaartsstijging.

Grote nationale bedrijven als Philips keerden recorddividenden uit en boekten recordwinsten. Maar ook de binnenlandse markt en het midden- en kleinbedrijf profiteerden van de opleving. Er ontstond een run op verschillende goederen, omdat veel Nederlanders bang waren dat er in de toekomst weleens schaarste kon ontstaan.

Deze aanpak was doordacht Duits beleid. Op deze manier werd de Nederlandse bevolking tevreden gehouden. En de gedachte was dat een tevreden bevolking minder snel in opstand komt. Een Duitse ambtenaar vertelde over deze aanpak:

‘Holland moet als politieke en economische eenheid behouden blijven zodat het kan fungeren als toegangspoort tot de wereld, vooral met betrekking tot Nederlands-Indië, en als verbindingsbrug voor de zich na de oorlog voordoende mogelijkheden.’

De Duitsers zagen een belangrijke rol weggelegd voor Nederland, maar toch bracht deze aanpak flink wat beperkingen met zich mee. De economie draaide op volle toeren maar de bevolking werd armer. En dat had verschillende redenen.

Allereerst werd het onmogelijk voor de Duitsers om alle geplaatste orders te betalen: de Duitsers hadden geen geld en het was uiteindelijk ook de bedoeling van de Duitsers om een land in te nemen, niet om voor de productie te betalen.

Als exportland was Nederland daarnaast afhankelijk van de doorvoer van producten, deze kwam door de bezetting ook volledig stil te liggen. Nederlanders moesten het doen met de grondstoffen en producten die in Nederland beschikbaar waren. Het dieet veranderde daarom ook: er was minder vlees, kaas, eieren, boter en witbrood beschikbaar. Daarentegen stonden er meer aardappelen, groenten, peul­vruchten en bruinbrood op het menu.

Vanaf 1942 begon de productie in Nederland te dalen. Allereerst namen de Duitsers vrijwel alle grondstoffen, waaronder steenkool, in beslag. Door de schaarste aan steenkool werd het energiegebruik in verschillende delen van de industrie geminimaliseerd of zelfs verboden. En zonder energie kon de productie niet op hetzelfde niveau blijven draaien.

Een tweede reden voor de afnemende productie was dat Duitsland ervoor koos om West-Europese arbeiders (waaronder ook Nederlanders) naar Duitsland te halen om daar de tekorten op te vangen die waren ontstaan doordat de Duitse strijd met de Sovjet-Unie steeds meer soldaten opslokte.

Naast het feit dat er minder arbeiders beschikbaar waren en zo de productie langzaamaan stokte, groeide de onrust. Niet alleen Joden, Jehova’s, Sinti en Roma werden bedreigd, uit elke familie konden gezinsleden naar Duitsland worden vervoerd om daar te moeten werken. Dit werkte het gevoel dat de samenleving werd ontregeld sterk in de hand en het verzet tegen de Duitsers groeide dan ook.

Eind 1944 werd Nederland ten zuiden van de grote rivieren bevrijd, maar deze bevrijding is in het collectief geheugen naar achteren geschoven. De welbekende Hongerwinter, die Nederland ten noorden van de grote rivieren trof, is een stuk bekender en benadrukte de penibele situatie waarin veel Nederlanders zich bevonden.

In het bevrijde zuiden kwam de economie na de bevrijding met horten en stoten op gang. Er was nog altijd sprake van oorlog en grondstoffen, voedsel, brandstof en arbeiders waren schaars. Daarnaast waren er enorme infrastructurele problemen: bruggen waren opgeblazen en wegen kapot.

Pas nadat ook het noorden van Nederland was bevrijd kon aan een wederopbouw worden gedacht. Door een vereniging van krachten en beschikbare hulp van onder andere het Marshallplan, werd Nederland weer opgebouwd. In 1947 bereikte de industriële productie weer het peil van 1938. In 1948 was de laatste oorlogsschade aan gebouwen en infrastructuur alweer hersteld.

De Nederlandse beurs in oorlogstijd

Ondanks alle belemmeringen bleef de Nederlandse beurs tijdens de bezetting het merendeel van de tijd open, maar de controle ervan lag wel in handen van de Duitsers. Het gevolg hiervan was de toegang tot de beurs, en de beursvloer, werd ontzegd voor joodse leden. Daar hield het niet bij op, ook werden beleggingen die in joods bezit waren door de Duitsers geroofd. Deze werden vervolgens weer doorverkocht.

Het ging hierbij om zo’n ƒ215 miljoen gulden aan aandelen en obligaties uit joods bezit. Van dit bedrag werd onder andere een financiële bijdrage geleverd aan de financiering van de bouw en exploitatie van de kampen Westerbork en Vught.

Waar de beurs in de eerste jaren van de oorlog zich redelijk normaal kon gedragen, kwam daar vanaf 1943 verandering in. De beurshandel werd volatieler en kwam vervolgens praktisch stil te liggen door de bevriezing van de koersen tot aan een bepaald maximum. Op last van de Duitse bezetters werden dan ook limieten ingesteld: zogenaamde stopkoersen. Bij gebrek aan andere beleggingsmogelijkheden stegen aandelen en obligaties vaak in korte tijd flink in waarde. Bij een gebrek aan aanbod ontwrichtte dit de beurshandel.

Wat de bezetters ook niet fijn moeten hebben gevonden waren de koersreacties op de nederlagen van Duitsland en zijn bondgenoten. Toen de langdurige slag om Stalingrad uitviel in het voordeel van de geallieerden jubelden beleggers: koersen schoten omhoog.

Op 5 september 1944, de dag die ook wel bekend staat als Dolle Dinsdag, kwamen de eerste berichten dat Nederland elk moment bevrijd zou kunnen worden door de geallieerden. Dit nieuws sijpelde ook door naar de beursvloer. De Duitse bezetters ondernamen meteen actie: de beurs werd gesloten en ging pas weer open nadat Nederland op 5 mei officieel werd bevrijd.

Na de oorlog duurde het nog een tijd voordat de beurs weer in ere was hersteld. Het was vooral onduidelijk wat er moest gebeuren met de geconfisqueerde joodse beleggingen. De eigenaren en familie van eigenaren spanden procedures aan om hun beleggingen terug te krijgen. Met succes. In 1953 werd een regeling getroffen waarbij de oorspronkelijke joodse eigenaren 90% van de waarde van de gestolen effecten terugkregen. Omdat de beursdirectie een dubieuze rol heeft gespeeld in de hele situatie kwam het in 2002 tot een definitieve afronding en een spijtbetuiging van de beurs. Daarbij werd ook de resterende 10% terugbetaald.